“Op verjaardagen kwamen bij ons ook altijd twee tantes uit een piepklein dorpje op het platteland. Ze woonden beiden op een boerderij, maar omdat ze naar een verjaardag gingen namen ze dan wel een tasje mee. En omdat ze dat niet gewend waren, vergaten ze dat ding dan ook altijd als ze weer weggingen. Dan gingen wij kijken natuurlijk. Wat zouden de tantes in hun tasje hebben? Nieuwsgierig knipten we die tasjes dan open en elk jaar zat er zo’n beetje hetzelfde in: een rolletje pepermunt en een zakdoekje.”
Een tasje dat geen vervoersmiddel is
Typerende tasinhoud voor wie eigenlijk niet goed weet wat ie met zo’n damestasje aan moet. Of liever gezegd, wat er in moet. De tas is in zo’n geval een sociale knieval naar hoe het hoort, en misschien ook wel een beetje een reddingsboei: een voorwerp van mijzelf in een vreemde wereld. Het is geen vervoersmiddel van spullen die je bij je wilt hebben ‘voor het geval dat’: in het geval dat zich iets ingewikkelds voordoet weet je je op een boerderij altijd wel te redden zonder hulpmiddelen uit je tasje. Leve de tantes dus.
We hielden niet van koken
Dit verhaal hoorde ik trouwens tijdens een workshopje Damestasjesjezen in Venlo, waar ik uitgenodigd werd om iets te vertellen over tasjes aan een bijzonder groepje dames. “We zijn begonnen als kookclubje, maar we hielden eigenlijk niet van koken, dus toen zijn we maar leuke avonden voor elkaar gaan organiseren,” vertelde een van de dames uit Venlo me.
En gelijk hebben ze. Een avond damestasjeslezen is een vrolijke boel, je steekt er wat van op en je hebt geen afwas achteraf.
Ook bijzonder geschikt voor leeskringen, studiegenotenreunies, kunstkijkgroepjes en ondernemersnetwerken.